De woning is in 2003 ingrijpend verbouwd en dat betekent bijvoorbeeld dat de fraaie aanbouw ontworpen is overeenkomstig de in 2003 geldende normen. Zoals heel veel woningen van ‘zekere’ leeftijd dus een mengvorm van goed geïsoleerd tot nog puur natuur. Hier geldt dat naast de nieuwbouw het dak tot op zekere hoogte geïsoleerd is, er zo hier en daar dubbel glas is aangebracht en dat men beschikt over een HR 100 combivat ketel met optimale regeling voor ruimteverwarming en de warmwatervoorziening.
Label F, dus een behoorlijke potentie voor verbetering omdat dit soort woningen toch met niet al te veel inspanningen naar een energielabel C te brengen zijn. Met een daaraan gerelateerde energiebesparing van rond de 30%. Zoals ik al eerder ervaren heb, wordt er al enthousiast nagedacht over zonnestroom, maar leidt het idee om eerst maar eens te werken aan de opwaardering van de thermische schil, door bijvoorbeeld het uitvoeren van spouwisolatie, niet direct tot een zelfde niveau aan enthousiasme. Ik benoemde dit eerder tot het moestuingevoel. Zelf ‘oogsten’ van energie leidt blijkbaar veel eerder tot een goed gevoel dan het investeren in isolatie, terwijl daarvan het rendement voor milieu, de portemonnee en het wooncomfort echt heel erg veel beter is dan die van zonnepanelen.
Eerst werken aan een warme jas
Overeenkomstig het principe van de trias energetica is het altijd het verstandigst om eerst te werken aan energiebesparing. Voor en woning betekent dat werken aan een warme jas, de thermische schil in de vorm van spouw, dak en vloer isolatie en isolerende beglazing. Spouwmuurisolatie heeft gezien de relatief bescheiden investering en een hoog niveau aan energiebesparing bijna in alle gevallen een eerste prioriteit. Voor deze woning resulteert alleen het aanbrengen van spouwmuurisolatie in een opwaardering van energielabel F naar D met een (theoretische) besparing op de gasrekening van 20%. Alhoewel in de praktijk bij het verbeteren van de thermische schil besparing van 20-30% inderdaad bereikt wordt, hou ik in dit geval wat slagen om de arm omdat hier het werkelijke verbruik maar iets boven de helft ligt van het gesimuleerde gasverbruik. Al bij de start van mijn speurtocht naar de waarde van het energielabel in relatie tot het werkelijk energie gebruik, gaf ik het verslag daarvan de titel mee ‘de ene label is de andere niet’ en dat is dus ook hier het geval. Daarmee zeg ik niet dat energie-labeling niet een uiterst waardevol instrument is voor het opvoeren van het bewustzijn over de energieprestatie van onze woningen, maar geef daarbij wel aan dat het belangrijk is het bewonersgedrag nadrukkelijk mee in beschouwing te nemen.
Indien ook het dak en de vloer isolatie aangepakt zouden worden, gaan we naar energielabel C met een theoretische besparing van rond de 40%. In dit geval zal de vloer isolatie wat extra uitzoekwerk vragen omdat de kruipruimte maar zo’n 35 cm ruimte biedt, maar waarschijnlijk is daar door toepassing van bijvoorbeeld termoparels toch een behoorlijke isolatie waarde te behalen.
Spelen met andere mogelijkheden
De VABI software waarmee de meeste EPA adviseurs werken voor het bepalen van het label en het uitbrengen van het maatwerkadvies, maakt het gemakkelijk om met verschillende opties te spelen. Zo is het ook voor deze woning weer mogelijk om uiteindelijk een A+ niveau te bereiken, maar dat betekent wel dat er geïnvesteerd zal moeten worden in zonnestroom en bijvoorbeeld een zogenaamde hybride lucht-water warmtepomp met gas bijverwarming. Al met al heeft zelfs dit totaal pakket aan maatregelen nog een relatief korte terugverdientijd van rond de 10 jaar met een niveau aan energiebesparing oplopend tot 70%. Ga je voor dit soort maatregelen dan voldoet een simpel maatwerkadvies zeker niet, maar is het verstandig om met meewegen van ontwikkelingen die de komende jaren te verwachten zijn te investeren in een ontwerp voor je totale energiesysteem.