In de diverse communicaties rond het onderwerp ‘energie’ kom je zowel vele verschillende eenheden als verschillende uitgangspunten tegen. Daardoor was het voor een niet deskundige, zoals ik, moeilijk om een goed beeld te krijgen voor welke uitdaging we nu eigenlijk staan.
Wat mij geholpen heeft, is de wijze waarop David McKay in zijn boek ‘Sustainable Energy without hot air’, daarmee omgaat. Hij gebruikt daarin als maat voor de persoonlijke energiebehoefte de voor iedereen begrijpelijke eenheid van kilowatt uur/ per persoon/ per dag (kWh/p/d). Voor de UK komt hij uit op een gebruik van 125 kWh/p/d.
In de KIVI NIRIA-publicatie ‘De energievoorziening van Nederland Vandaag (en morgen?)’ wordt deze voor Nederland op basis van de CBS-cijfers berekend op beslag op energiedragers van 193 kWh/p/d of wel 80 lampen van 100W die continu branden. Het verschil met de berekening van Mac Kay voor de UK laat zich gedeeltelijk verklaren door de grote bijdrage die Nederland levert aan het internationale zee- en luchttransport. Maar ook is een wat ander uitgangspunt gekozen namelijk niet alleen het energiegebruik maar het totaal beslag op energiedragers[1].
Voor een gemiddeld Nederlands gezin moet je dan dus uitgaan van circa 400 kWh per dag.
Op mijzelf betrokken ziet dat er dan ongeveer als volgt uit:
Totaal | 193 kWh/p/d | |
Waarvan: | ||
Elektra thuis | 5 kWh/p/d | |
Gas, verwarming/koken | 40 kWh/p/d | |
auto/openbaar vervoer | 25 kWh/p/d | |
Vliegen | 20 kWh/p/d | |
Dus wonen en mobiliteit | 90 kWh/p/d | |
Overig | 103 kWh/p/d |
Natuurlijk zijn dat allemaal maar benaderingen. Zo woon ik in een groot huis, maar is dit wel redelijk goed geïsoleerd (B label). Hebben wij één auto, maar wel een onzuinige, omdat die de paardentrailer moet kunnen trekken en vliegen wij 2 x per jaar naar Montreal om de kleinkinderen (en hun ouders natuurlijk!) te bezoeken.
Maar voor het ordegrootte denken helpt het mij wel mij te realiseren dat als wij met zonnepanelen onze elektriciteitsvoorziening regelen, dit zelfs als ik rekening houdt met de omzettingsverliezen, dit maar circa 5% afdekt van mijn totale beslag op energiedragers. Dat besparing op verwarming veel meer oplevert dan bijvoorbeeld op verlichting. Dat als wij onze verwarming voortaan regelen met een warmtepomp, dit een besparing oplevert in ordegrootte 6x van ons elektriciteitsgebruik. En dat we dit nog veel verder zouden kunnen terugbrengen als wij de elektra voor de warmtepomp opwekken met zonPV en het systeem verder voorzien van een zonnepanelen.
[1]:
De inzet van fossiele energiedragers (vooral olie en gas) in onze economie is ongeveer tweemaal zo groot als de vraag naar energie door de Nederlandse eindgebruikers (bebouwde omgeving, vervoer, industrie, land- en tuinbouw).
Wat bij “ons energiegebruik” vaak ten onrechte niet wordt meegerekend, is de inzet van fossiele grondstoffen voor de (chemische) industrie (productie van plastics, kunstmest, enz.), de grote bijdrage die Nederland levert aan het internationale zee- en luchttransport en de warmteverliezen in de elektriciteitscentrales (en de raffinaderijen).
Een uitspraak als ”40% van de energie gaat naar de bebouwde omgeving” is dus misleidend en moet zijn: “20% van onze energiedragers wordt ingezet ten behoeve van de bebouwde omgeving”. Energie- plus grondstoffenbehoefte voor de industrie vraagt in totaal 30% van de energiedragers, terwijl transportbrandstoffen, inclusief de bijdrage aan het internationale transport, eveneens 30% bedraagt. De rest van de energiedragers, 20%, gaat voor een vijfde naar land- en tuinbouw (4%) en voor vier vijfde naar verliezen, voornamelijk in de elektriciteitscentrales (16%).