Als belangrijkste ingenieursvereniging van Nederland heeft KIVI/NIRIA het energiethema prominent op zijn agenda gezet. Het jaarcongres op 6 oktober 2010 “Duurzaam omgaan met energie” was de aftrap om in de komende jaren gestructureerd kennis uit te wisselen en strategieën te ontwikkelen rondom het energievraagstuk. KIVI/NIRIA acht het daarbij één van zijn taken om de discussie te stroomlijnen vanuit een totaalbeeld op ons energievraagstuk, de ontwikkeling daarvan en de mogelijkheden om daar in de (verre) toekomst met duurzame bronnen in te voorzien met een breed draagvlak. Een stevig beeld vanuit de ingenieurswereld kan belangrijke voeding geven aan de politiek/maatschappelijke discussie en zo een bijdrage leveren aan het versnellen van de transitie. Als startpunt hiervoor in samenwerking met TU Delft de publicatie ‘De energievoorziening van Nederland vandaag (en morgen) uitgebracht.
In het eerste deel van deze publicatie is getracht de Nederlandse energiebalans van het CBS inzichtelijk te maken. Hoeveel energiedragers worden in onze economie ingezet, en hoe worden ze aangewend? Hier gaat het om feitelijke informatie en gevoel voor grootteordes van besparingen en de inzet van duurzame bronnen in de diverse sectoren van de economie. “Als we 50% energie besparen in de bebouwde omgeving, welk deel van ons energievraagstuk hebben we dan opgelost?”
In het tweede deel wordt de vraag gesteld: kunnen we in 2050 in onze energievraag voorzien met duurzame bronnen op Nederlands grondgebied, wanneer we uitsluitend wind-, zonneenergie (PV) en biomassa inzetten? Men stelt deze vraag om een beeld te vormen van de potenties. Het moet niet gelezen worden als een pleidooi om de energievoorziening als een nationaal vraagstuk te zien. De omschakeling naar een duurzame energievoorziening heeft een sterke internationale dimensie om tot voldoende energievoorzieningszekerheid en kostenbeheersing te komen, maar dit valt buiten de scope van deze studie.
Het jaar 2050 is “symbolisch” gekozen vanwege de overtuiging dat we dan tenminste 80% CO2 reductie moeten hebben gerealiseerd om al te drastische klimaatveranderingen te voorkomen.
Onze presentatie heeft vooral ten doel aan te geven hoe veelomvattend die uitdaging is. Het gaat ons er niet om een voorspelling te doen. Of wind, zon en biomassa grootschalig zullen doorbreken of niet, is van vele factoren afhankelijk en in de komende 40 jaar zullen er ontwikkelingen plaatsvinden die het beeld drastisch zullen doen kantelen. Wie had in 1970 de wereldwijde doorbraak van mobiele telefonie en internet voorzien? Wie had in 2009 voorspeld dat de winbare gasvoorraden op deze wereld in 2010 opeens veel groter zouden blijken? Feit is in ieder geval dat de ontwikkelingen op energiegebied in het afgelopen decennium in een sterke stroomversnelling zijn gekomen.
Bij het opstellen van dit document heeft men zich laten inspireren door het voortreffelijke boek van prof. David Mackay “Sustainable energy – without the hot air”, dat gratis op internet beschikbaar is en dat een rijkdom aan informatie biedt over de (on)mogelijkheden van duurzame energieopties.
In navolging van David Mackay schakelen we hier over naar een maat die dichter bij ons gevoel ligt: kWh per persoon per dag (kWh/p/d). Als we de totale inzet van energiedragers in Nederland [1](1151 TWh), vermenigvuldigen met 1000 miljard en vervolgens delen door 16,4 miljoen (het aantal Nederlandse inwoners in 2008) en door 365 dagen per jaar, komen we op 193 kWh/p/d. “Voor u persoonlijk” wordt dus iedere dag 193 kWh aan energie in Nederland gebruikt. Dat is vergelijkbaar met 80 lampen van 100 W die continu branden (als we niet meetellen dat die elektriciteit ook gemaakt moet worden). Als u een gezin van 4 personen heeft, gaat het zelfs om 320 lampen. Als u met uw gezin 1200 autokilometers per dag rijdt, verbruikt u ook deze hoeveelheid energie.
Een andere vergelijking. 193 kWh/p/d is 40-50 maal meer dan de hoeveelheid elektriciteit die u thuis gebruikt. Als uw huis door zonnepanelen of windenergie van elektriciteit wordt voorzien, is dus op een duurzame manier slechts in rond de 2% van “uw energievraag” voorzien.
Overigens is dit slechts een indicatie van onze werkelijke “energie-footprint” – de hoeveelheid energie die waar ook ter wereld wordt ingezet ten behoeve van onze levenswijze. We importeren goederen die in toeleverende landen voor een zekere energievraag zorgen. Denk aan automobielen, productiemachines voor de industrie, veevoeder voor onze intensieve veehouderij, enzovoort. Omgekeerd hebben we een grote staal- en (petro)chemische industrie en de landbouwsector, dit voor een belangrijk deel hun producten exporteren. Onze inzet van brandstoffen voor het internationale vervoer komt voor een belangrijk deel ten goede aan mensen die buiten onze grenzen wonen. De werkelijke energievraag per persoon is dus een andere, maar dat punt laten we hier verder buiten beschouwing.
Uw inzichten en bijdrages zijn uiteraard van harte welkom om de discussie verder aan te scherpen en de inzichten up-to-date te houden.
[1]Voor de goede orde zij er op gewezen dat David Mackay een andere methode gebruikt. Hij bouwt de energievraag op uit de persoonlijke energiebehoefte van iedere Brit (verwarming, licht, vervoer, goederen, enzovoort) en komt dan op 125 kWh/p/d. Een post als de brandstofinzet voor de internationale lucht- en zeevaart, die slechts ten dele in onze persoonlijke energievraag voorziet, blijft dan dus buiten beschouwing. Ons cijfer is dus specifiek voor Nederland, terwijl Mackay’s cijfer algemener iets zegt over de energiebehoefte van een persoon op een zeker welvaartsniveau.