Met deze uitspraak veroorzaakte indertijd die toenmalige eerste minister van het Verenigd Koninkrijk Margaret Thatcher veel ophef in Europa. Zo sterk blijkbaar dat die bij mij in herinnering kwam toen ik mij, met mijn laatste energierekening nog vers in het geheugen, wat meer verdiepte in de nieuwe plannen voor de Subsidiëren van Duurzame Energie, de SDE+ regeling.
Over deze (voorgenomen) regeling schrijft minister Verhagen “De SDE+ zal gefinancierd worden door een opslag op de energierekening van burgers en bedrijven en niet meer uit de algemene middelen zoals de oude SDE regeling. Hiermee komt er een directe link tussen het energiegebruik en de kosten van een duurzamere energievoorziening. Dit maakt het voor de gebruiker inzichtelijk wat duurzame energie kost. Daarnaast zorgt de opslag ervoor dat er de komende jaren genoeg middelen zijn om te investeren in duurzame energie”.
En even verder:
“De SDE+ regeling is bedoeld voor bedrijven. Doel van de regeling is om zo veel mogelijk duurzame energie op te wekken per euro, door de goedkoopste vormen te subsidiëren. Ofwel: betaalbare, betrouwbare en schone energie. Zo wil de Rijksoverheid de Europese doelstelling van 14% duurzame energie in 2020 halen.”
Dus een regeling die niet bedoeld is om mij als burger in directe zin de voordelen te laten genieten van subsidiëring van kleinschalige energiesystemen, zoals bijvoorbeeld zonnepanelen. Daarvoor is de bestaande, uiterst populaire subsidieregeling door de minister met directe ingang geschrapt. Wel mag die zelfde burger straks de rekening voor deze nieuwe regeling gaan betalen.
Terug naar mijn energierekening. Daarop komt behalve de BTW een post voor met de titel ‘energiebelasting’ die ruim 30% beslaat van de kosten die Eneco mij in rekening brengt voor de productie van mijn gebruik aan elektriciteit en gas. Een post die in de toekomst dus blijkbaar flink verhoogd gaat worden.
Genoeg in ieder geval om mijn nieuwsgierigheid te wekken wat nu aan de oorsprong was van die de energiebelasting.
De wetgeving waarop dat allemaal gebaseerd is dateert van 1995 en draagt de titel;”Invoering van een regulerende energiebelasting”. Met als verdere beschrijving ‘Dit voorstel is gebaseerd op de overweging, dat het wenselijk is een regulerende energiebelasting in te voeren met het oog op het verminderen van de uitstoot van kooldioxide en het bevorderen van energiebesparing’. Met ook hier een referentie aan onze ‘Europese verplichtingen’. Een regeling die volgens een recent bericht in Elsevier inmiddels zo een €4 miljard opbrengt.
Een aantal overwegingen die in deze wet beschreven staan zijn aardig zijn om op het netvlies te hebben als u verder leest. Ik citeer:
- In de eerste plaats beoogt dit wetsvoorstel door het invoeren van een regulerende energiebelasting een financiële prikkel te geven tot energiebesparing. Met dit wetsvoorstel is een structurele lastenverschuiving van (toen) 2,1 mld. gulden gemoeid.
- In de beleidsbrief ombuigingen waarin onder meer de bezuinigingen op het energiebudget van de rijksoverheid zijn gepresenteerd, is een aantal compenserende maatregelen aangekondigd teneinde het energiebesparingtempo en de toepassing van duurzame energie zoveel mogelijk op peil te houden.
- Bij de vormgeving van de regulerende energiebelasting is nadrukkelijk ruimte geschapen voor de stimulering van duurzame energiebronnen. Door de ter zake in het voorstel opgenomen bijzondere regeling voor duurzame energie kan deels compensatie worden geboden voor wegvallende budgetten voor duurzame energiebronnen.
- Om de belasting op het kleinverbruik van energie te richten is de noodzaak het bestaande instrumentarium bij de doelgroepen huishoudens en kleinzakelijke verbruikers aan te vullen teneinde de gewenste extra energiebesparing bij die groepen te kunnen realiseren. Het gaat daarbij om het energieverbruik voor met name verwarming,
- De in dit kader te treffen maatregelen voor energiebesparing lopen uiteen van gedragsveranderingen, kleine investeringen tot ingrijpender maatregelen, die veelal bij verbouw of aanpassing plaatsvinden. Bij deze laatste categorie moet worden gedacht aan het aanbrengen van muur- of dakisolatie, dubbel- of hoogrendementsglas of hoogrendements-CV-ketels. verlichting, koeling e.d. in de gebouwde omgeving (huishoudens en utiliteitsbouw) en het midden- en kleinbedrijf.
Het (grootste deel) van de opbrengst van deze belasting zou volgens de tekst teruggegeven worden aan de burger via belasting maatregelen. Het ging dus blijkbaar meer om het verhogen van het prijsniveau van energie om mij te stimuleren om er zuiniger mee om te gaan of misschien wel om te investeren in oplossingen die mij meer duurzaam om zouden laten gaan met energie. Ik moet bekennen dat dit voor mij niet heeft gewerkt. Ik bedoel dat de regel energiebelasting op de factuur die ik van Eneco aantref bij mij nooit de gedachte heeft opgeroepen dat ik nu een stukje inkomen beschikbaar had om in het duurzaam omgaan met energie te investeren. Een effect dat de feed-in regeling zoals die in Duitsland bestaat blijkbaar wel heeft.
Ook vraag ik mij waar verschil terecht gekomen is tussen de oorspronkelijk gedachte opbrengst van rond de één miljard en de vier miljard euro die nu blijkbaar in de schatkist terecht komt.
Wel vond ik dat de doelstellingen die hierboven aangegeven staan in ieder geval aardig overeenkwamen met de subsidieregelingen die de laatste jaren bestonden al valt er over de omvang van de bedragen waar ‘de burger’ toegang toe had veel te zeggen. Gefinancierd uit de algemene middelen. Jawel, maar dat is ook waar de opbrengsten van de energiebelasting terecht komen. Al komt het aller grootste deel van die heffing ook nu al terecht bij bedrijven die ons daarvan van duurzaam opgewekte energie moeten voorzien. Maar gaat nu het geld dat ik onder de nieuwe SDE+regeling moet gaan betalen blijkbaar geheel naar doelen waarvan ik als burger geen direct rendement mag verwachten om zelf iets te doen aan het verduurzamen van mijn energie voorziening. Want nu schrijft de minister immers dat dit uitsluitend bedoeld is voor bedrijven. En dat technologieën die voor subsidiëring in aanmerking komen nu alleen maar bestemd zijn voor windmolens op land, groen gasinstallaties en afvalverwerkingsinstallaties.
Snapt u het nog allemaal? Ik in helaas niet meer. En tot zo lang geeft het mij het nare gevoel dat ik nu twee keer ga betalen voor iets waarvoor ik in directe zin geen voordeel aan kan behalen. Dat de + achter de nieuwe SDE regeling niet meer is dan een goedkope marketing truc omdat daar voor mij als burger een dikke min achter zou moeten staan.
Ik vraag mij dan ook af of we niet net als Thatcher indertijd ‘hard moeten onderhandelen’ met een minister die zich blijkbaar wat minder thuis voelt in het veld van het duurzaam omgaan met energie. En dat terwijl we juist in de bebouwde omgeving, bij uitstek het terrein van ‘de burger’ in termen van het duurzaam omgaan met energie zulke enorme winsten kunnen behalen. Alleen natuurlijk als de subsidiering daarvan voor een ieder een begrijpelijke context zou krijgen. Zoals bijvoorbeeld een regeling die in zal haken op de energieprestatie van de woning waarvoor nu minister Donner de labeling verplicht wil stellen. Dat dit als het tenminste goed aan de vork gestoken wordt wel eens heel wat effectiever zou kunnen werken dan het investeren in ‘wind op land’, is een discussie die interessant is om te voeren.
Zolang daar geen duidelijk afwegingskader en beleid voor wordt ontwikkeld wil ik in relatie tot de SDE+ regeling mijn ‘money back’. Liefst natuurlijk via een stimuleringsregeling die het maken van ‘label sprongen’ zoals minister Donner kennelijk voorstaat maximaal faciliteert. Maar als die er niet komt dan geen energie belasting meer en zeker geen extra heffing bij mij als burger voor een nieuwe regeling. En als dit kabinet ‘het land dan toch terug wil geven aan de burger’ dan breng ik voor dat geld liever zelf stap voor stap mijn woning naar een label A++ . Waarmee ik dan, evenals de gemiddelde Nederlander, zo een 80% van mijn energiegebruik kan besparen. Of kan iemand mij helpen vrede te krijgen met hoe dit alles zich nu lijkt te ontwikkelen?
Dag Joost,
Hoe was het ook al weer, in de Nederlander zit een handelsman en een pastoor, de preken en de daden willen daarom nog al eens verschillen. Of ik je vrede kan laten vinden met de richting waarheen een en ander zich nu aan het ontwikkelen is denk ik niet.
Ik ben nu 5-6 jaar bezig in de niet fossiele industrie en mijn beeld ziet er vrij simpel uit. Het energiebeleid wordt sinds de invoering van de Europese grondwet (wat niet zo mag heten) door Brussel bepaald, daarnaast trekt Nederland op met de Duitsers enerzijds om de kolencentrales hier te bouwen en anderzijds om de gasrotonde in Groningen met de Russen te regelen.
De consequentie is dat de elektra en het aardgas zeer goedkoop blijven voor de eerste 50 tot 100 jaar, zo goedkoop dat alternatieve het op prijs niet zullen redden. Met het goede grid voor de distributie van gas en elektra zou het ook een kapitale desinvestering zijn om dat niet te gebruiken.
De koopman wil ook graag voldoen aan de eisen van Brussel, waardoor ze zoveel mogelijk grootschalige projecten nastreven die op het conto niet fossiele energie kunnen worden bijgeschreven, de kleinschaligheid maakt het alleen maar extra duur.
Er is een lichtpunt en dat is dat bedrijven zelf investeren in alternatieve energie en dan ook zelf gebruiken, want daarmee lopen ze energiebelasting en andere belastingen mis, in deze markt is nog veel te doen, probleem is dat het (in geval van biomassa) zeker stellen van aanvoer van brandstof een moeilijk verhaal wordt, vooral als het veel zal worden toegepast.
Een ander verhaal is de biobrandstoffen, een topic die net als de biobased economy de olie moeten vergeten, daar liggen nog veel uitdagingen en mits goed uitgevoerd ook winstgevend te krijgen zonder subsidie. Dit onderwerp heeft in toenemende mate de aandacht in Duitsland en Brussel, Brussel wil zelfs regelgeving waar biobrandstoffen vrij gesteld worden van accijnzen ed. Kortom op dit gebied zijn nog veel uitdagingen.
Zoals gezegd vrede vindt je niet bij de koopman en de pastoor heeft op dit moment niet zo’n sterk verhaal.